DE GEZONDHEIDSKOORTS IN HET LICHT VAN DE
GEESTESWETENSCHAP
Vertaald uit GA 56
München 5 december 1907
Ieder
mens verlangt van nature naar gezondheid. En we mogen zeggen: dit
verlangen van de mens naar gezondheid komt niet alleen voort uit
egoïstische gevoelens en wensen, maar uit het oprechte verlangen
naar arbeid. We hebben ons vermogen om te werken, de mogelijkheid om
in de wereld actief te zijn, te danken aan onze gezondheid. Daarom
vinden wij gezondheid iets heel belangrijks. Nu ligt in deze manier
van denken, namelijk om gezondheid na te streven ter wille van het
vermogen om te kunnen werken, iets heel wezenlijks besloten. In
zekere zin vinden we hierin het geheim onder welke omstandigheden het
überhaupt zinvol is om gezondheid na te streven. Daar willen we het
in deze beschouwing over gaan hebben, dat de gezondheid tot die zaken
hoort, die ons vooral toevalt wanneer wij haar niet om zichzelf
nastreven, maar omwille van iets anders. Dat dit in deze tijd niet
meer gebeurt kan iedereen in zijn eigen omgeving waarnemen.
Hoe
merkwaardigheid het ook is, wanneer men het heeft over
gezondheidskoorts, van een koortsachtig streven naar gezondheid, toch
doet dit verschijnsel zich in de waarnemingen van menigeen veelvuldig
voor. Met welke middelen, op welke ontelbare manieren hunkeren
tegenwoordig de meeste mensen niet naar gezondheid. We vinden in deze
tijd overal een gejaagd streven naar gezondheid. Wij reizen door
streken waarin oude burchten en ruïnes ons nog herinneren aan de
mensen die eens als monniken en ridders nog in het bezit waren van
geestkracht en fysieke kracht. Deze burchten zijn nu vervallen. Nu
vinden we in dezelfde streken sanatoria. En wanneer in de
wereldontwikkeling zijn er ooit zoveel specialistische richtingen
geweest die gezond worden als doel hebben, door een natuurlijke
levensstijl, methoden om door een water- of luchtkuur genezen te
worden? De mensen worden gedreven in lucht- en zonnebaden. Een kennis
kwam een aan het begin van de zomer bij mij langs. Hij was op weg
naar een sanatorium. Met veel moeite was het hem gelukt om vier weken
vakantie hiervoor te krijgen, die hij in dat sanatorium wilde
doorbrengen. Volgens hem was het vanzelfsprekend het beste wat een
mens kon doen, deze tijd een enigszins bevredigend verblijf in een
sanatorium door te brengen. Daarom wilde ik hem ook niet het zinloze
van zijn voornemen duidelijk maken om hem daarmee alle hoop te
ontnemen. Op weg terug naar huis kwam hij weer langs. Hij had een
boekje bij zich waarin hij alles had opgeschreven wat hij in die vier
weken met zijn organisme had moeten presteren. Ook nu kon ik hem de
vreugde niet ontnemen, maar de volgende vraag drong zich toch heftig
bij mij op: Vertel mij eens, wanneer heb je je eigenlijk het meest
afgejakkerd? Tijdens het hele jaar of gedurende deze vier weken, waar
u van de warmte in de kou gejaagd bent, van de droogte in de
vochtigheid en waar u uzelf vele malen met de bezem hebt laten
afvegen? – En het ergste van alles was nog dat hij mij enige weken
later zei: Deze kuur heeft mij net zo weinig gebaat als alle andere
de afgelopen dertig jaar, - want hij had al die tijd iedere zomer
iets anders geprobeerd. Als je wat om zo’n mens geeft moet je toch
wel de tragische zijde zien van zijn gezondheidskoorts. Hoe veel
mensen lopen er tegenwoordig niet naar magnetiseurs en “geeestelijke
heelmeesters”! Hoe veel boeken bestaan er niet over “harmonie met
het oneindige” en soortgelijke titels. Kortom, gezondheidskoorts is
een verschijnsel van onze tijd.
Nu
zou men een andere vraag kunnen opwerpen: Zijn deze mensen dan ook
werkelijk ziek? – Hen zal zeker iets mankeren; maar bestaat er
überhaupt hoop, dat zij door al dit soort methoden weer gezond
worden?
Onder
primitieve mensen bestaat er nog steeds een oeroud gezegde. Dikwijls
wordt gezegd, dat de uitspraken van deze eenvoudige mensen dikwijls
een kern van waarheid bevatten – Nou, dat kan wel zo zijn maar vaak
slaan zij de plank ook volledig mis! En dat geldt ook voor de
volgende uitspraak: Er bestaan vele ziektes, maar er is maar een
gezondheid. – Zo’n uitspraak is gewoonweg dwaas te noemen. Er
zijn namelijk net zo veel verschillende soorten gezondheid als er
mensen zijn: ieder mens heeft zijn individuele gezondheid. – Daarin
wordt al uitgesproken dat alle sjablonenmatige voorschriften zoals
“dit of dat is gezond voor de mens”, schadelijk en onzinnig is.
Juist dat deel van de mensheid die last hebben van gezondheidskoorts
lijdt het meest onder dergelijke algemene gezondheidsvoorschriften en
ook lijdt hij onder het feit dat hij, gelovend dat er überhaupt iets
zou zijn wat men algemeen gezondheid zou kunnen, van mening is dat
men dit of dat zou moeten doen, want dat zou gezond zijn. Het is
verbijsterend, dat men niet inziet, dat wanneer voor een mens een
zonnebad best gezond kan zijn, dat dat nog niet voor iedereen geldt;
voor iemand anders kan het juist heel schadelijk zijn. In abstractie
geeft men dat over het algemeen nog wel toe, maar er wordt niet naar
gehandeld. Voor ons moet duidelijk worden: gezondheid is een volledig
relatief begrip, iets wat aan voortdurende verandering onderhevig is,
vooral voor de mens, die tenslotte het meest gecompliceerde wezen is
dat er op deze wereldbol rondloopt.
We
moeten ons verdiepen in de geesteswetenschap om binnen te kunnen
dringen in de menselijke natuur en in te zien hoe veranderlijk
datgene is wat wij gezondheid noemen. In de praktijk vergeet men
meestal volledig, waaraan tegenwoordig bij materiële dingen zo veel
waarde gehecht wordt: men vergeet dat ook de mens onderdeel uitmaakt
van een ontwikkelingsproces.
Wat
betekent dat: de mens is onderdeel van een ontwikkelingsproces? We
moeten nog een keer het wezen van de mens onder de loep nemen. Het
fysieke lichaam is slechts een deel van het menselijke wezen. Dit
heeft hij gemeenschappelijk met de hele levenloze natuur. Maar als
tweede wezensdeel heeft hij het etherlichaam, ook wel levenslichaam
genoemd, dat hij gemeenschappelijk heeft met alles wat leeft. Dit is
in voortdurende strijd gewikkeld tegen alles wat het fysieke lichaam
wil vernietigen. Op het moment dat het etherlichaam het fysieke
lichaam zou verlaten, zou het fysieke lichaam een lijk zijn. Het
derde wezensdeel is het astrale lichaam, dat hij met de dieren
gemeenschappelijk heeft, de dragen van lust en leed, van ieder gevoel
en iedere voorstelling, van vreugde en pijn, van het zogenaamde
bewustzijnslichaam. Het vierde deel is zijn ik, het middelpunt van
zijn wezen, dat hem tot kroon van de schepping maakt. Het ik
verandert de drie andere lichamen door ontwikkeling vanuit het
middelpunt. Laten we eens een primitieve inboorling, een gemiddelde
mens en een hoogontwikkelde idealist met elkaar vergelijken. De
primitieve inboorling is nog een slaaf van zijn hartstochten. De
gemiddelde mens loutert zijn begeerten en hartstochten. Hij ziet van
bepaalde drijfveren af en richt zich in plaats daarvan op het recht,
of op hoge religieuze idealen. Dat betekent dat hij vanuit zijn ik
zijn astrale lichaam omvormt. Daarom bestaat zijn astrale lichaam uit
twee delen. Het ene deel heeft nog de vorm zoals we die bij de
inboorling aantreffen, het andere deel is echter omgevormd tot
geestzelf of manas. Door indrukken die men opdoet door zich in de
kunst te verdiepen of door de grote indruk die verschillende
stichters van een religie op hem kunnen maken vormt de mens zijn
etherlichaam om tot Buddhi. Maar ook het fysieke lichaam kan
omgevormd worden tot Atma, wanneer de mens zich bezighoudt met
bepaald oefeningen op het gebied van de geesteswetenschap. Zo werkt
de mens op onbewuste of bewuste wijze aan zijn drie lichamen. Wanneer
we zeer ver zouden kunnen terugkijken in de ontwikkeling van de
mensheid, dan zouden we overal primitieve cultuurtoestanden
aantreffen met een eenvoudig levensstijl. Alles wat de mensen in die
culturen aan gereedschappen hebben om hun geestelijke en lichamelijke
behoeften te bevredigen, hun totale levenswijze is eenvoudig. Alles
is in ontwikkeling en hierin ontwikkelt de mens zich zelf ook. Dat is
het belangrijkste.
Stelt
u zich een heel levendig een primitieve mens voor, die tussen twee
stenen zijn graankorrels fijnmaalt tot meel, en neemt u in u op wat
er zich verder nog in de omgeving van deze mens bevindt. Vergelijkt u
deze mens eens met een mens uit een late cultuur. Wat bevindt er zich
niet alles in de omgeving van deze laatste? Wat is er voor hem van ’s
morgens vroeg tot ’s avonds laat niet allemaal te zien? Hij neemt
de vreselijke indrukken van de geluidsoverlast van een grote stad in
zich op, van de trams, de auto’s enzovoorts. Wij moeten nu
begrijpen hoe de ontwikkeling zijn loop heeft. We moeten datgene wat
we bij de eenvoudige zaken inzien ook overdragen op het
cultuurproces. Van Goethe is de uitspraak: het oog is door het
licht voor het licht gebouwd. – Wanneer we geen ogen hadden zouden
we geen kleuren en geen licht kunnen zien. Waaraan hebben we het oog
te danken? Ook hier heeft Goethe iets over gezegd: door het licht
hebben willekeurige organen zich tot ogen omgevormd. – Zo is het
oor door de toon, het warmtezintuig door de warmte gebouwd. De mens
is opgebouwd door alles wat in de hele wereld om hem heen uitgebreid
is. Zoals we onze ogen aan het licht te danken hebben, zo danken
andere fijnere structuren in het organisme hun bestaan ook aan
datgene wat de mensen omgeeft. De eenvoudige, primitieve wereld is de
donkere kamer, die vele organen nog in zich verborgen houdt. Wat het
licht is voor de willekeurige organen, waaruit het oog zich
ontwikkeld heeft, dat is voor de primitieve mens zijn omgeving. Die
omgeving werkt op de mens die in deze tijd leeft heel anders. Hij kan
niet terugkeren naar die primitieve tijden, maar er is een steeds
intensiever en sterker geesteslicht om hem heen werkzaam geweest, dat
steeds weer iets nieuw tevoorschijn heeft gebracht.
Nu
kunnen wij ons een begrip maken van de betekenis van dit omvormende
cultuurproces, wanneer we ons voor de geest roepen, hoe het met de
wezens gaat die ook aan deze inwerking onderworpen zijn en de
omvorming niet kunnen maken. Dat zijn de dieren. Die zijn
anders gebouwd dan de mensen. Wanneer we het dier bekijken, zoals het
in de fysieke wereld verschijnt dan heeft het zijn fysieke, zijn
etherische en zijn astrale lichaam in de fysieke wereld, maar het
heeft geen ik in de fysieke wereld. Daarom kunnen de dieren zich op
het fysieke plan deze drie wezensdelen niet omvormen en kunnen zij
zich aan een nieuwe omgeving ook niet aanpassen. Eergisteren hebben
we gezien hoe het gesteld is met de wilde dieren die zich in
gevangenschap bevinden. Dieren die zich buiten, in de wildernis,
ophouden hebben nooit tuberculose, rotte tanden enz., maar wel in
gevangschap. Zo vertonen zij een hele reeks decadentieverschijnselen
in gevangenschap of in andere, soortgelijke omstandigheden. De mens
wordt tijdens het cultuurproces voortdurend in andere omstandigheden
gebracht. Daarin bestaat de cultuur. Anders zou er geen ontwikkeling,
geen geschiedenis van de mensen bestaan. Datgene, wat wij als
natuurexperiment bij de dieren in zijn werking op het fysieke lichaam
bekeken hebben, dat treedt ons bij de mensen als het tegendeel
tegemoet. De mens is in staat, omdat hij een ik heeft, de
cultuurindrukken, die op hem afstormen innerlijk te verwerken. Hij is
innerlijk actief, past allereerst zijn astrale lichaam aan de
veranderde situatie aan en vormt het om. Terwijl de mens zich verder
ontwikkelt, komt hij in meer hoogstaande culturen terecht en ontvangt
daar steeds weer nieuwe indrukken. Die drukken zich eerst in
gevoelens en gewaarwordingen uit. Zou de mens nu passief, inactief
blijven, dus hij niet aan de slag gaat, niet productief wordt, dan
zou de mens verkommeren, ziek worden zoals het dier. Maar daar
onderscheidt de mens zich juist, dat hij zich kan aanpassen en vanuit
het astraal lichaam geleidelijk ook het etherlichaam en het fysieke
lichaam kan omvormen. Maar de mens moet innerlijk tegen deze
omvorming opgewassen zijn, anders komt het niet tot een evenwicht
tussen datgene wat van buiten af op hem afkomt en datgene wat van
binnen uit daar tegenin werkt. Wij zouden platgedrukt worden door de
indrukken van buitenaf, zoals dat ook bij een gekooid dier het geval
is, omdat het geen innerlijke productiviteit ontwikkelt. De mens
heeft deze innerlijke activiteit wel. De mens moet de geestelijke
lichten om hem heen altijd iets tegenover kunnen stellen, in zekere
zin hen ogen tegemoet dragen.
Alles
is ongezonde wat een disharmonie tot gevolg heeft tussen de
uiterlijke indrukken en het innerlijke leven. Vooral in de grote
steden kunnen we zien wat voor gevolgen het heeft wanneer de
uiterlijke indrukken steeds heviger worden. Wanneer onze activiteit
steeds gejaagder worden, wanneer we het razende en ratelende geluid
op ons af laten komen, de mensen haastig voorbij moeten zien snellen
zonder daartegen stelling te nemen, dan is dat ongezond. Dat stelling
nemen daartegen moeten we allerminst verstandsmatig doen, maar het
komt erop aan dat ons gevoel, onze ziel, ja ons levende lichaam zich
daartegenover kan plaatsen. Wij kunnen dit beter begrijpen door een
bepaald ziekte eens te bekijken, die vooral in onze tijd optreedt en
die vroeger eigenlijk niet bestond: Een mens, die niet gewend is om
veel op te nemen, die arm is in zijn ziel, wordt geconfronteerd met
alle mogelijke indrukken, zodat hij geplaatst wordt tegenover een
buitenwereld die hij totaal niet begrijpt.
Bij
vrouwen komt dat vaak voor: het innerlijk is te zwak, te weinig
geleed, om alles te kunnen verwerken. Maar ook vele mannen hebben te
maken met dit verschijnsel. Dit leidt tot hysterische ziektebeelden.
Al dit soort ziektes zijn hierop terug te voeren.
Een
andere ziektevorm treedt op wanneer ons leven ons ertoe aanzet om
tegenover datgene wat vanaf de buitenwereld op ons afkomt te veel te
willen begrijpen. Bij mannen, die aan een soort causaliteitsziekte
lijden treedt dit verschijnsel het meest op. Men maakt er een
gewoonte van om steeds maar weer te vragen: Waarom? Waarom? – Soms
hebben mensen het in dit verband over de nooit rustende
causaliteitsstier. Wij kunnen nu deze zinloze vragenstellers niet
meer hetzelfde antwoord geven op de bijvoorbeeld onzinnige vraag:
“Waar heeft God zich mee bezig gehouden vóór Hij de wereld
schiep” als ooit een godsdienststichter gegeven heeft, omdat wij te
hoffelijk daarvoor zijn. Hij antwoordde op deze vraag: “Hij heeft
roedes gesneden om mensen die zinloze vragen er flink van langs te
geven”. Deze causaliteitsziekte is precies de tegenovergestelde
toestand van die van een hysterisch type. Hier hebben we te maken met
een hevig rusteloos verlangen naar het oplossen van raadsels. Dat is
eigenlijk alleen maar een uitdrukking van een innerlijke stemming.
Wie niet moe wordt om steeds maar weer opnieuw de waarom-vraag te
stellen heeft een andere constitutie dan andere mensen. Hij laat zien
dat hij een ander innerlijk verloop heeft van zij geestelijke en
lichamelijke functies dan een mens die alleen bij een uiterlijke
aanleiding “waarom?” vraagt. Dit leidt tot alle niveaus van
hypochondrie, van de lichtste vorm ervan tot de meest ernstige
ziektewaan. Zo werkt het cultuurproces op de mensen. De mens moet
vooral een open gemoed hebben, om steeds weer te kunnen verwerken wat
in het leven op hem afkomt. Nu kunnen wij ook verklaren waarom zo
veel mensen de drang krijgen: Weg uit deze cultuur, weg uit dit
leven! Zij zijn niet meer opgewassen tegen het leven wat zich aan hen
opdringt; zij willen weg. Het gaat hierbij altijd om mensen die niet
sterk van aard zijn, die tegenover de uiterlijke indrukken geen sterk
innerlijk kunnen plaatsen.
Wij
kunnen daarom in deze tijd helemaal niet over een of andere algemene
gezondheidssjablone spreken, omdat onze levens zo verschillend zijn.
De ene staat hier, de andere daar. En omdat wat zich in de mens heeft
ontwikkeld, in zekere zin door de buitenwereld ontwikkeld is, heeft
iedere mens zijn eigen gezondheid. Daarom moeten we de mens sterk
genoeg maken om zijn omgeving te kunnen verdragen en daarbij hoort
ook datgene wat hij aan zijn lichaamsfuncties beleeft. Voor een mens
die bij zijn geboorte in een situatie terecht is gekomen, waar lichte
spieren en lichte zenuwen gewenst zijn, voor hem zou het een
dwaasheid zijn om dikke spieren te ontwikkelen. Waar ligt dan wel de
maatstaf voor de vruchtbare ontwikkeling van de mens? Die ligt in de
mens zelf. Met de gezondheid is het al net zo als met het geld.
Wanneer we naar geld streven om het voor weldadige doelen te
gebruiken is geld iets heilzaams, iets goeds. Het streven naar geld
mag niet worden veroordeeld, want het is iets wat ons het vermogen
geeft het cultuurproces te bevorderen. Het streven naar geld omwille
van het geld is wel iets absurds, iets belachelijks. Zo is het ook
met de gezondheid. Het streven naar gezondheid omwille van die
gezondheid heeft geen betekenis. Wanneer we naar gezondheid streven
omdat we, wanneer we gezond zijn iets kunnen bereiken, dan is het
streven naar gezondheid gerechtvaardigd. Wie geld bij elkaar wil
krijgen moet eerst voor zichzelf duidelijk hebben: hoe veel heb je
nodig? – Dan moet hij er naar streven. Wie naar gezondheid
verlangt moet daarin betrekken dat in de werkelijkheid met te
gemakkelijk mis te verstane woorden: behagen, levenslust, en
levensvreugde uitgedrukt kan worden. Bij de primitieve mensen vinden
we levensvreugde, levensbevrediging, levenslust. Bij de mens bij wie
het uiterlijke en innerlijke leven met elkaar in harmonie zijn, bij
de harmonische ontwikkelde mens moet men zo handelen, dat wanneer
ergens onlust aanwezig is, wanneer ergens iets pijn doen, zowel
lichamelijk als psychisch, dit onlustgevoel duidt op een of andere
ziekte, een disharmonie. Daarom kan men in alle opvoedingssituaties,
in alle openbare arbeid niet sjablonenmatig te werk gaan, maar vanuit
de breedte van de cultuurbeschouwing, zodat voor de mens vreugde en
bevrediging aan het leven mogelijk is.
Het
is verwonderlijk dat juist zoiets door een vertegenwoordiger van de
geesteswetenschap gezegd wordt! Dat zegt nou juist die
geesteswetenschap die men altijd verwijt dat zij naar ascese streeft!
Wanneer iemand die er veel plezier aan beleeft om iedere avond naar
de kroeg te gaan om daar tien pilsjes of meer te drinken mensen
ontmoet die aan hogere dingen vreugde beleven dan zegt zo iemand: zij
kastijden zichzelf. – Maar dat is niet het geval; deze mensen
zouden zichzelf juist kastijden wanneer met zo’n persoon samen naar
de kroeg gaan. Wanneer iemand graag naar de kroeg gaat moet hij dat
maar doen; men moet hem die vreugde niet ontnemen, dat zou verkeerd
zijn. Het zou wel gezond zijn een zodanig iets te ondernemen dat zo
iemand helemaal geen zin meer heeft om iedere dag naar de kroeg te
gaan.
Men
zou moeten werken om de genietingen, de bevredigingen te louteren. De
antroposofen komen niet bij elkaar omdat het hun pijn doet om over
hogere werelden te spreken, maar omdat het voor hen hun grootste lust
is. Voor hen zou het een vreselijke ontzegging zijn wanneer zij
rondom de tafel zouden gaan zitten om een partijtje bridge te spelen.
Zij zijn in iedere vezel van hun lichaam vol levensvreugde en daarom
richten zij hun leven zo in.
Het
gaat er dus niet om te zeggen: dat en dat zou je moeten doen om
gezond te blijven! Het gaat erom voor vreugde en bevrediging te
zorgen. In dit opzicht is de geesteswetenschapper nu juist een
volledige fijnproever van het leven. Hoe verhoudt zich dat dan tot de
gezondheid? Voor ons moet het duidelijk zijn dat wanneer we iemand
een advies geven met betrekking tot de gezondheid, wij dan datgene
moeten aandragen wat zijn astraallichaam vreugde, genot, lust geeft.
Want vanuit het astraallichaam wordt gewerkt op de andere
wezensdelen. Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Daarom
volgt hier nu een voorbeeld.
Zelfs
onder de theosofen vinden we mensen die zichzelf “kastijden” door
geen vlees meer te eten. Wanneer dat mensen zouden zijn die nog echt
een begeerte naar vlees hebben, dan zou dat hoogstens een
voorbereiding zijn op een toestand die later nog moet komen. Hij komt
echter op een niveau, dat hij een zodanige verhouding tot zijn
omgeving heeft dat het voor hem onmogelijk wordt om nog vlees te
eten. Een arts, die ook geen vlees at, weliswaar niet omdat hij
antroposoof was, maar omdat hij deze manier van leven gezond vond,
werd door een vriend gevraagd waarom hij geen vlees at. Hij
antwoordde met een wedervraag: Waarom eet jij dan geen paarden- of
kattenvlees? – Het antwoord van de vriend was dat hij dat walgelijk
vond, hoewel hij wel varkensvlees, rundvlees en dergelijke at. – Zo
was voor deze arts al het vlees walgelijk.
Want
pas wanneer de innerlijke subjectieve toestand overeenkomt met het
objectieve feit dan is het tijdstip gekomen dat de uiterlijke
toestand gezondmakend werkt. Wij moeten opgewassen zijn tegen de
uiterlijke feiten. Dat drukt zich echter uit door het woord
“behagen”, dat wij niet triviaal mogen gebruiken, maar in zijn
eerbiedwaardige betekenis als een harmonische overeenstemming van
onze innerlijke krachten. Geluk en vreugde, lust en bevrediging, die
de grondslagen zijn voor een gezond leven ontspringen altijd uit
dezelfde bron, het gevoel van een innerlijk leven dat het
begeleidende verschijnsel van productiviteit, van innerlijke
activiteit is. Deze activiteit moeten we niet grof zien.
Waarom
maakt de liefde de mens gelukkig? Omdat zij een activiteit in zich
heeft die we soms helemaal niet merken. Omdat liefde een activiteit
van binnen naar buiten is, die het andere mede omvat. Wij laten
daarbij ons innerlijk uitstromen. Daarom geeft de liefde ons
gezondheid en geluk. Productiviteit kan iets heel intiems zijn en
hoeft helemaal niet met veel tam tam zichtbaar gemaakt te worden.
Wanneer iemand een boek zit te lezen en de indrukken bij het lezen
hem bedrukken en overrompelen dan zal hij geleidelijk in een
neerslachtige stemming geraken. Wanneer echter bij het lezen van een
boek beelden opgeroepen worden, dan hebben we te maken met een
productiviteit die gelukkig maakt. Het lijkt heel erg op het feit dat
men voor een gebeurtenis angst heeft en verbleekt. Dan trekt zich het
bloed naar binnen toe terug, om ons sterk te maken, zodat we een
innerlijk tegenwicht ontwikkelen ten opzicht van datgene wat ons van
buitenaf tegemoet treedt. In het angstgevoel wordt de innerlijke
productie wakker gemaakt om als activiteit naar buiten toe op te
treden. Het gewaarworden van een innerlijk activiteit maakt gezond.
Wanneer de mens de activiteit van het innerlijke opbouwproces van het
oog vanuit een willekeurig orgaan had kunnen voelen, dan zou de mens
dit met welbehagen hebben beleefd; hij was zich toen echter van dit
proces niet bewust.
Veel
beter zou het zijn wanneer u een afgeleefde mens niet naar een
sanatorium zou sturen, maar naar een omgeving waar hij vreugde
beleeft, allereerst psychische vreugde, maar ook fysieke vreugde. Wat
de mens echt gezond maakt is hem in een vreugdevolle omgeving te
brengen, waar bij iedere stap die hij zet het innerlijke
vreugdegevoel ontwaakt bij het zien van de zonnestralen die door de
bomen vallen en de kleuren en geuren van de bloemen waarneemt. Dat
moet de mens echter zelf kunnen voelen, zodat hij zijn gezondheid
zelf in de hand kan nemen. Iedere stap zou hem moeten aanzetten tot
innerlijke activiteit. Paracelsus heeft eens de mooie
uitspraak gedaan: Het beste voor iedereen is dat hij zichzelf, van
zichzelf van niet van een ander is. – Het is al een beperking van
datgene wat ons gezond maakt, wanneer wij eerst naar een ander moeten
gaan. Daar staan we al tegenover de uiterlijke indrukken, die wel
voor een korte periode succes lijken te hebben maar op langere
termijn tot hysterie leiden.
Wanneer
men de zaak zo bekijkt, dan komt men op andere gezonde gedachten. Er
zijn tegenwoordig mensen en ook artsen, vooral niet universitair
geschoolde artsen, die strijd voeren tegen de gangbare medische
wetenschap. Er is weliswaar een hervorming van de medische wetenschap
nodig, maar die is niet mogelijk door dit soort strijd, maar doordat
geesteswetenschappelijk feiten een rol gaan spelen in de medische
wetenschap. De geesteswetenschap is er echter niet om het
dilettantisme te bevorderen. Er zijn tegenwoordig mensen die de
genezingskoorts hebben. Het is immers erg gemakkelijk om bij een
mensn een of andere ziekte op te sporen. Dan ontdekt men bijvoorbeeld
dat een of ander orgaan er niet zo uitziet als bij een ander. Of
iemand ademt niet zo als iemand met genezingskoorts vindt dat er
geademd moet worden. En dan moet er aan zo iemand gesleuteld worden!
Huiveringwekkend, erg huiveringwekkend! Want het gaat er helemaal
niet om dat men naar een sjabloneachtige begrip van gezondheid
toewerkt. Men kan heel gemakkelijk zeggen dat dit of dat niet gezond
voor iemand is. Bij iemand is er bijvoorbeeld het been afgereden; nou
zo iemand is ziek; zeker zieker dan iemand die een wat onregelmatige
ademhaling heeft, die iets aan zijn longen mankeert. Het gaat er
hierbij echter niet om deze mens te genezen. Het zou dwaas zijn te
zeggen dat deze mens zijn been weer terug moet krijgen! – dan laat
je bij hem gewoon zijn been weer aangroeien! Het gaat er hierbij veel
meer om hem het leven zo draaglijk mogelijk te maken.
Dit
lijkt een nogal grof voorbeeld, maar in fijnere, wat subtielere
situaties is het echter ook zo. Want het is helemaal niet moeilijk om
bij iedere mens een of andere kleine afwijking te vinden. Ook dan
gaat het er meestal niet om om deze afwijking te laten verdwijnen,
maar om deze mens, ondanks zijn afwijking het leven zo draaglijk
mogelijk te maken. Stelt u zich eens een wond voor aan de stam van
een boom. Dan gaat daar weefsel en schors omheen groeien. Zo is het
ook ongeveer bij de mens. De krachten van de natuur houden het leven
vast door rondom de afwijking heen te groeien. De afwijking zelf te
willen genezen is een fout die hoofdzakelijk door lekenartsen gemaakt
wordt. Zij willen bij alle mensen die ene gezondheid
aankweken. Maar die ene gezondheid bestaat evenmin als die ene
normale mens. Niet alleen de ziektes zijn individueel, maar ook
zijn er verschillende vormen van gezond zijn. Het beste wat wij de
mens kunnen geven, als arts, of als adviseur is hem het stevige
gevoel van overtuiging te laten ontstaan, dat hij zich behaaglijk
voelt wanneer hij gezond is en onbehaaglijk wanneer hij ziek is. Dat
is in onze huidige situatie beslist niet gemakkelijk. Het meest zal
iemand die dit alles begrijpt die ziektes vrezen die niet
symptomatisch gepaard gaan met vermoeidheid en pijn. Daarom is het zo
onwenselijk met morfine de pijn te laten verdwijnen. Het is gezond,
wanneer gezondheid lust en ziekte onlust met zich meebrengt. Deze
gezonde levenswijze kunnen we pas de onze noemen, wanneer we ons
innerlijk sterk gemaakt hebben. En dat doen we, wanneer wij de
gecompliceerde verhoudingen buiten ons tegemoet treden met een sterk
innerlijk. Deze gezondheidskoorts zal pas ophouden wanneer de mensen
niet meer naar gezondheid als zodanig streven. De mens moet leren
aanvoelen of hij gezond is en moet ook kunnen verdragen dat hij soms
zichzelf niet zo gezond voelt. Dat is alleen mogelijk door een sterke
wereldbeschouwing, die tot in het fysieke lichaam werkzaam is.
Daardoor wordt de harmonie bewerkstelligd. Een dergelijke
wereldbeschouwing hagnt echter niet van uiterlijke indrukken af. De
geesteswetenschappelijke wereldbeschouwing leidt mensen gebieden
binnen, die hij alleen kan bereiken wanneer hij innerlijk actief is.
Een geesteswetenschappelijk boek kan men niet op dezelfde manier
lezen als andere boeken. Het moet zo geschreven zijn dat het oproept
tot eigen activiteit. Hoe meer men moet zwoegen om door zo’n boek
heen te komen, hoe meer er tussen de regels gelezen moet worden, des
te gezonder is het. En hier gaat het alleen nog maar over het
theoretische gebied. De geesteswetenschap werkt echter op alle
gebieden.
Wat
wij geesteswetenschap noemen is er om als sterke geestesbeweging te
werken, die begrippen oproept die met de sterkste veerkracht zijn
uitgerust, opdat de mensen stelling kunnen nemen tegenover datgene
wat zij in het leven tegenkomen. De geesteswetenschap wil een
innerlijk leven geven, dat doordringt tot in de ledematen, tot in de
bloedsomloop. Dan zal iedere mens zijn gezondheid beleven in zijn
gevoel van vreugde, in zijn gevoel van plezier en bevrediging.
Meestal is ook ieder dieetvoorschrift waardeloos. Het gaat er niet om
dat mij iemand anders vertelt dat dit of dat goed is voor mij. Dat ik
in het opnemen van voedsel bevrediging voel, daar komt het op aan. De
mens moet zijn verhouding tot deze of gene voedingsmiddelen
begrijpen. Wij zouden moeten weten wat voor een geestelijk proces er
zich afspeelt tussen de natuur en ons. Alles te vergeestelijken, dat
werkt gezondmakend.- - -
terug naar inhoudsopgave
Geen opmerkingen:
Een reactie posten