DE WAAN VAN HET ZIEK
ZIJN
In het licht van de
geesteswetenschap
Uit GA 56
Voordracht: München 3
december 1907
De mens bevindt zich in zijn leven
tussen twee krachten. Aan de ene kant zien we allerlei gebeurtenissen
en feiten van buitenaf de revue passeren, een voortdurende stroom
voorvallen om hem heen die op hem allerlei verschillende indrukken
maken. Daartegenover staat de eigen kracht van de mens die hij in
zijn innerlijk gewaarwordt. Men hoeft niet al te diep op het leven in
te gaan om duidelijk in te zien dat de mens een noodzakelijk
evenwicht tussen deze beide moet hebben, de krachten en
gebeurtenissen die van alle zijden op hem afkomen en datgene wat
vanuit zijn innerlijk tevoorschijn komt. Wanneer de mens in het leven
van elke dag de ene indruk na de andere heeft opgedaan dan wil hij
weer graag bij zichzelf komen door even alleen te zijn. Hij voelt dat
alleen door een juist evenwicht een gezond leven mogelijk is.
Dit wordt op een diepzinnige manier tot
uitdrukking gebracht in een fragment uit een gedicht van Goethe1:
Denn alle Kraft dringt vorwärts in die
Weite,
Zu leben und zu wirken hier und dort;
Dagegen engt und hemmt von jeder Seite
Der Strom der Welt und reiβt uns mit
sich fort;
In diesem innern Sturm und äuβern
Streite
Vernimmt der Geist ein schwer
verstanden Wort:
Von der Gewalt, die alle Wesen bindet,
Befreit der Mensch sich, der sich
überwindet.
Vrij vertaald:
Want wij worden voortdurend door een
kracht gedreven
Te leven en te werken, dan eens hier en
dan weer daar.
Maar van buitenaf worden we voortdurend
beperkt of afgeremd door de stroom
Van gebeurtenissen die vanuit de wereld
op ons afkomt en ons meesleurt
In deze storm van binnen en strijd van
buiten.
Verneemt de geest in zijn innerlijk
iets wat moeilijk te begrijpen is:
Alleen de mens die zichzelf overwint
Kan zich bevrijden van de kracht die
alle wezens bindt.
In deze laatste twee regels die uit het
gedicht “Die Geheimnisse” worden geciteerd “Von der Gewalt, die
alle Wesen bindet, befreit der Mensch sich, der sich überwindet, is
veel levenswijsheid verborgen. Het innerlijk van de mens dat in
stormen voortgestuwd wordt als de kracht, die in een voortdurende
ontwikkeling en voortgang is, staat tegenover de kracht die van
buiten op ons afkomt. We vinden hierin een evenwicht wanneer we
onszelf overwinnen. Dit willen we als uitgangspunt, als kernbegrip
nemen voor de beschouwingen waar we ons deze en de volgende
voordracht mee bezig zullen houden. Beide thema’s horen bij elkaar.
Eerst zullen we ons met de ‘waan van het ziek zijn’ bezig houden
en omdat we het beeld compleet moeten maken, zal daarna een
uiteenzetting over de ‘gezondheidskoorts’ volgen.
Pas in de loop van de beschouwing
zullen bovenstaande woorden uit het gedicht van Goethe volledig
gerechtvaardigd worden. Zij voeren ons binnen in de geestelijke
stromingen van de huidige tijd en in de manier waarop de
geesteswetenschap zich als opgave stelt hier meer om te gaan.
Bij de woorden “waan van het ziek
zijn” denken de meeste mensen in eerste instantie aan het vaak
voorkomende verschijnsel, dat iemand aan een min of meer ingebeelde
ziekte toch echte pijn en onlustgevoelens kan beleven. Juist hier
hebben we te maken met een terrein waar de geesteswetenschap juist in
onze cultuur een belangrijke bijdrage kan leveren. Dat zij hierin zal
slagen is van groot belang. Voordat we verder ingaan op wat de
geesteswetenschap hierover te zeggen heeft willen we eerst een paar
beelden schetsen uit het eigentijdse leven. Alle voorbeelden die
volgen zijn aan de realiteit ontleend.
Op een van mijn treinreizen, op weg van
Rostock naar Berlijn deelde ik de coupé met een dame en een heer die
al heel snel met elkaar in gesprek raakten. De heer gedroeg zich heel
merkwaardig. Al na enige woorden ging hij uitgestrekt op de bank
liggen en zei dat hij in deze houding het leven nog wel kon
verdragen. De dame vertelde dat ze uit het oosten kwam en in een
badplaats aan de Oostzee was geweest. Gisteren had ze plotseling
heimwee gekregen en daarom besloten terug naar huis te gaan. Toen ze
dit zei brak ze in tranen uit. Door de emotionele reactie van de dame
begon de heer over zijn gezondheidstoestand te spreken: Ik heb vele
aandoeningen en reis van sanatorium naar sanatorium, zonder dat dit
ook maar iets oplevert – De dame gaf daarop ten antwoord: Ik
begrijp ook veel over ziektes. Veel mensen uit de streek waar ik
vandaan kom hebben hun gezondheid en hun leven aan mij te danken. –
De heer gaat uitgebreider in op een van zijn vele ziektes; de dame
geeft hem als reactie hierop uit de kennisvoorraad van haar hart een
recept dat de heer in zijn agenda noteert. Na enkele minuten volgt
een verhaal over een tweede ziekte en dat gaat zo maar door, totdat
hij stralend van geluk dertien recepten heeft opgeschreven. Hij was
echter over een ding nog erg bezorgd: Wij arriveren om negen uur in
Berlijn, zou het dan nog mogelijk zijn om de recepten te laten maken?
De dame troostte hem met de opmerking dat dat nog wel zou lukken. Het
merkwaardige van dit alles is dat de heer er in het geheel niet op
gekomen was dat de dame zelf toch ook ziek was. De dame vertelt
verder: Ik heb veel medelijden – en zij gaf een opsomming van haar
eigen ziektes en vertelde waar ze overal geweest was om genezing te
vinden. De heer deed de aanbeveling een werk van Lahman2
te lezen. Daarna volgde en relaas over de tweede ziekte gevolgd
door een aanbeveling van een tweede brochure, totdat zij in totaal
vijf tot zes werken had opgeschreven, die zij de volgend dag al wilde
aanschaffen. Tenslotte schreef zij nog het adres van Lahman op.
Intussen had de trein Berlijn bereikt. Ieder had het zijne
opgeschreven en zij gingen tevreden uit elkaar.
Een goed waarnemer zou het al snel
opvallen dat de dame wel het een en ander mankeerde, maar dat het de
man alleen aan de wil ontbrak om gezond te zijn. Zou hij die wil
kunnen opbrengen dan zou hem totaal niets mankeren. Hier stuiten we
op een in deze tijd veel voorkomend symptoom, en de geoefende blik
zal van dit beeld naar een ander kunnen overgaan.
Wanneer we in bergachtige streken
rondwandelen zien we oude burchten, vervallen kastelen enzovoorts,
die ons herinneren aan oude tijden waarin naar de kracht van de geest
gestreefd werd of waar de uiterlijke kracht geheerst heeft. Deze
burchten zijn nu vervallen, maar overal in de buurt van dit soort
monumenten van de kracht vinden we tegenwoordig vele sanatoria dicht
bij elkaar staan. Dit beeld kwam enige tijd geleden bij mij op in een
streek waar dit het geval was. Ik was eens om een of andere reden een
kwartier in een van die sanatoria. De mensen gingen net naar het
middageten. Ik kwam daar tot de overtuiging dat onder de honderden
mensen die ik daar zag er geen een was wiens verblijf in zo’n
sanatorium daadwerkelijk erg noodzakelijk was.
Nu zullen we overgaan naar wat
intiemere beelden die te vinden zijn in de annalen van vooraanstaande
publicerende artsen uit deze tijd. Gelukkig zijn er onder deze mensen
ook enkelen die zich niet alleen met het lichaam, maar ook met de
ziel bezighouden. Ik kies hier een voorbeeld van een arts die zeer
zeker alles wat maar met antroposofie te maken zou hebben als onzin
zou bestempelen. Het staat vast dat deze mensen totaal niet beïnvloed
zijn door datgene wat de geesteswetenschap te zeggen heeft. Zo’n
vooraanstaand arts beschrijft vanuit zijn praktijk verschillende
gevallen waarbij mensen dezelfde groteske verschijnselen vertoonden
als die twee uit de trein. Hij werd bij een meisje geroepen bij wie
alle symptomen wezen op een hersenvliesontsteking. De arts had echter
een goede blik. Toen hij alleen met haar was stelde hij de
gebruikelijke vragen, maar al zijn vragen leidden tot niets.
Uiteindelijk bleek dat de jonge dame de school zou moeten verlaten;
maar het volgende schooljaar zouden interessante lezingen gehouden
worden die zij nog wilde horen. Omdat iedereen in de familie daar
tegen was werd zij ziek. De arts zei dat hij ervoor zou zorgen dat
zij alsnog een jaar op school zou mogen blijven, maar dan zou zij nu
onmiddellijk moeten opstaan en aan tafel moeten gaan. – Dat
gebeurde dan ook. Na een paar minuten verscheen de dame aan tafel en
was niet meer ziek. Nog een voorbeeld: een andere bekwame arts, die
altijd een zekere achting bij mij opriep moest een knieoperatie
uitvoeren. De broer van de patiënt was erbij. Bij de operatie knakte
er iets. De broer kreeg daardoor vreselijke pijn. De operatie
slaagde, maar nu werd de broer meer dan een jaar lang ziek.
Hier zien we wat voor een kracht de
fantasie of een verkeerde inbeelding op de ziel kan hebben en hoe
vanuit de ziel nabootsingen van ziektes als werkelijke ziektebeelden
kunnen ontstaan. Maar de arts mag hierin ook niet te ver gaan. De
arts waar ik net op doelde was zeer bekwaam. Hij liet zich dan ook
niet door de indruk op het verkeerde been zetten, dat het altijd zo
zou moeten zijn. Een dame bezocht hem die sinds de dood van haar man
ondraaglijke pijn in haar knie had. Ze had al bij vele artsen een
behandeling ondergaan en voor hen allen was het overduidelijk dat
haar ziekte een psychische oorzaak had die met de dood van haar man
samenhing. Deze laatste arts diagnosticeerde geen psychische
afwijking. Hij ontdekte dat haar klachten een grote likdoorn op haar
hiel als oorzaak hadden. Na de operatie stuurde hij de dame voor een
nabehandeling naar Gastein om zijn collega’s niet al te zeer te
blameren.
We hebben dus nu de situatie middels de
meest uiteenlopende beelden voor het voetlicht gebracht. U zit hoe
sterk de inbeelding, het psychische beeld kan terugwerken op het
fysieke organisme. We zouden kunnen zeggen dat we hier zeker niet
met echte ziektes, maar met de waan van ziek zijn te maken hebben.
Maar voor wie het duidelijk is dat al het fysieke de uitdrukking is
van het geestelijke, dat alles wat onze fysieke zintuigen tegemoet
treedt de manifestatie is van iets bovenzinnelijks, zal de zaak niet
zo simpel afdoen. Zelfs al heeft het er nauwelijks de schijn van,
toch kan een ziekte het gevolg zijn van de werking van de ziel op het
lichaam. En wat in eerste instantie als lachwekkend of kleinzielig
voorkomt, kan de inbeelding, wanneer daardoor pijn ontstaat, heel
dikwijls leiden tot het begin van een ziekteproces of nog erger. Dit
kun je niet zomaar afdoen Wanneer we hier meer van willen begrijpen
moeten wij het mensbeeld de mens voor de geest roepen waarover in
onze kringen hier al meerdere malen gesproken is.
Voor de geesteswetenschap is datgene
wat ons tegemoet treedt slechts een uiterlijk iets. Het menselijk
lichaam is een wezensdeel onder andere wezensdelen en dat heeft hij
gemeen met vele andere wezens uit zijn omgeving. Daarbovenop heeft
hij een etherlichaam dat het fysieke lichaam doordringt, zoals dat
bij ieder levend wezen het geval is, en dat de strijd voert tegen het
verval van het fysieke lichaam. Het derde wezensdeel is het astrale
lichaam, de drager van lust en onlust, vreugde en pijn, hartstocht en
begeerte, zowel onze laagste drijfveren als onze hoogste idealen. Dit
lichaam heeft de mens alleen gemeen met de dierenwereld. Wat de mens
tot kroon van de schepping maakt, waardoor hij zich onderscheidt van
alle andere wezens is zijn ik. Deze vier wezensdelen vormen in eerste
instantie voor onze beschouwing de hele mens. Wij moeten echter
helder krijgen dat alles wat zich zichtbaar maakt voor onze ogen
niets anders is dat datgene wat uit de geest is ontstaan. Er bestaat
niets materieels, dat niet aan het geestelijke ten grondslag ligt.
Dit kunnen we met de volgende
vergelijking verduidelijken: Een kind laat ons ijs zien. Wij kunnen
dan zeggen: Het is water in een andere vorm. – Het kind zal dan
zeggen: Jij zegt dat het water is, maar het is tóch ijs. – Men zal
dan antwoorden: Jij kent niet de manier waarop water in ijs overgaat.
– Ditzelfde geldt voor degene die niet weet dat materie een
verdichte vorm van geest is. Voor de geesteswetenschapper is echter
al het zichtbare aan ons uit dezelfde “substantie” ontstaan als
ons astrale lichaam. Etherlichaam en fysiek lichaam zijn
opeenvolgende verdichtings-produkten van het astrale lichaam. Een
beeld hiervoor: Wij hebben een of andere watermassa voor ons en laten
een deel daarvan overgaan in ijs; dan hebben wij ijs en water. Zo
zijn het etherlichaam en het fysieke lichaam ook uit het astrale
verdicht. Het astrale lichaam is het restant dat nog zijn
oorspronkelijke vorm behouden heeft.
Wanneer we nu te maken krijgen met
gezondheid of ziekte dan mogen wij zeggen dat zij de uitdrukking zijn
van bepaalde krachten die wij in het astrale lichaam zien. Natuurlijk
hebben we het hier alleen over ziektes die van binnenuit optreden,
niet over ziektes die door invloeden van buitenaf ontstaan zoals een
botbreuk, een bedorven maag of een snee in je vinger. Wij spreken
hier over die toestanden van ziek zijn die voortkomen uit de eigen
natuur van de mens en wij stellen onszelf de vraag: bestaat er niet
alleen maar vanuit oude tijden een samenhang tussen het astrale
lichaam en het fysieke lichaam, maar is er ook nu nog een samenhang
tussen de innerlijke roerselen van de ziel, lief en leed, en de
fysieke toestanden van ons lichaam? Kunnen wij zeggen dat de
uiterlijke gezondheid van de mens ook afhangt van een of andere
psychische toestand die hij doormaakt of een of andere gedachte die
hij beleeft? Wanneer we zulke gedachten tot ons laten doordringen
ontwikkelen wij inzichten die voor de huidige tijd erg waardevol
zijn.
De mens heeft in deze tijd het vermogen
verloren zich tot het inzicht te ontwikkelen dat hij uit meer dan een
fysiek lichaam zou bestaan. Het komt er daarbij niet op aan wat de
mens in theorie gelooft, maar op wat er in het binnenste van zijn
ziel voor een stemming heerst tegenover zijn hogere wezensdelen. Om
in te zien waar het hierbij nu werkelijk om gaat denken we terug aan
de strijd Rudolf Wagner en Carl Vogt, de schrijver van
het boek <Köhlerglaube und Wissenschaft> (Blind geloof en
wetenschap). Wagner vertegenwoordigde het spiritualistische standpunt
terwijl Vogt de mens slechts hield voor een ingewikkelde samenhang
van fysieke dingen, van atomen. Gedachten zijn voor Vogt slecht
hersenafscheidingen, een blauwe nevel die ontstaat uit de bewegingen
van de hersenen. Wanneer we sterven houden de stoffen ermee op om
deze blauwe nevel van gedachten te ontwikkelen. Wagner verzette zich
tegen dit standpunt, maar dan ongeveer in de zin van dat wanneer een
ouderpaar acht kinderen heeft er toch ook iets van hun geest op de
kinderen overgaat en zich over die acht verdeelt. Hij stelt zich de
geest volledig materieel voor, misschien net als vele andere mensen
als een nevelachtige vorm. Maar het komt erop aan dat men in zijn
innerlijk stemming, zijn gevoelens werkelijk zich verheft tot een
inzicht in de geest. Er zijn dus tegenwoordig veel mensen die
weliswaar niets willen weten van het materialisme, maar die
gelijktijdig de geest wel volledig materieel opvatten. Ook veel
theosofen stellen zich de geest voor als een fijn verdeelde materie.
Ook achter de theosofie gaat veel beschamend materialisme schuil.
Wanneer iemand zich niet kan verheffen
tot deze hoogte van de geest, dan treedt er geleidelijk aan een
innerlijk gevoel van eenzaamheid, een leegheid bij hem op, een
ongeloof aan alles wat boven de materie uitstijgt. Wanneer dit greep
krijgt op de gevoelens, wanneer dat invreet in alles wat wij geloven,
in alle gevoelens van de ziel, wanneer de mens om zich heen ziet in
de wereld en achter datgene wat hij ziet, niets meer kan voelen dan
dat, dan treedt er iets in verschijning wat de mens steeds verder
drijft in de richting van hevigste lichamelijke egoïsme, waarbij
voor hem het eigen lichaam steeds belangrijker wordt en hij steeds
verder weg komt te staan van de uitspraak van Goethe:
Von der Gewalt, die alle Wesen bindet,
Befreit der Mensch sich, der sich
überwindet
Alleen de mens die zichzelf
overwint
Kan zich bevrijden van de
kracht die alle wezens bindt
Wij zijn hier aangeland bij een
belangrijk verschijnsel van het materialisme dat in de toekomst zeer
sterk op de voorgrond zal treden wanneer de geesteswetenschap er niet
in slaagt dit te overwinnen. Wanneer de mens alleen maar met zijn
verstand begrijpt wat zijn zintuigen waarnemen dan zal dat voor zijn
gezondheid heel andere gevolgen hebben dan wanneer hij in alles wat
hij in zijn omgeving tegenkomt de zintuiglijke uitdrukking van iets
geestelijks ziet. Materialistisch denken en geesteswetenschappelijk
denken hebben een grote werking of het innerlijk van de mens. Hier
heeft de vraag naar de betekenis van het verschil tussen het
materialistische en het geesteswetenschappelijke denken een meer dan
theoretische betekenis. Laten we als eerste vragen naar de werking;
het materialistische denken werk vereenzamend, het
geesteswetenschappelijke denken vervult het innerlijk. Hier volgen
enkele voorbeelden ter illustratie van de betekenis van deze werking.
Het eerst wat er gebeurt is dat men bijziend wordt, wanneer men zich
in de tijd dat men zich zou moeten ontwikkelen alleen maar passief
aan de indrukken van buitenaf overgeeft. Wanneer men zich echter
actief aan de indrukken der dingen overgeeft, dan blijven de ogen
goed. De mens moet van binnenuit productieve kracht ontwikkelen.
Alles werkt gezond makend wanneer de mens zich tot het middelpunt van
een scheppende, productieve kracht maakt. Hij moet van binnenuit
scheppend actief zijn, anders wordt zijn productieve kracht doods en
zijn hele wezen wordt door de indrukken van buitenaf samengedrukt.
Alle indrukken van buitenaf moeten tegemoet getreden worden door een
tegenkracht uit het innerlijk. Dat moet echter ook door het
omgekeerde aangevuld worden: de mens moet een activiteit ontvouwen
die zich tegen het uiterlijk afsluit, naar buiten toe onzichtbaar
wordt.
Het gaat hier om twee belevenissen van
de ziel, die verdiept moeten worden, die u laten zien dat de mens een
innerlijke rijkdom bezit die naar buiten toe uitstraalt en dat hij
een middelpunt zoekt om naar buiten toe actief te zijn. Deze twee
gevoelsrichtingen zou men moeten bestuderen, want zij geven ons een
diep inzicht in de ziektes van mensen. Het ene gevoel is negatief, de
angst, het andere positief, de schaamte; die heeft echter ook een
negatieve betekenis. Neem u eens aan dat u iets meemaakt dat bij u
angst en schrik oproept. Wanneer u dit niet vanuit materialistisch
standpunt bekijkt, maar ook het astraal lichaam erbij betrekt, dan
verschijnt het bleek worden als uitdrukking voor de
krachtenstromingen in de mens. Waarom werkt de ziel op deze wijze op
de verdeling van het bloed? Omdat de ziel er naar streeft in zichzelf
een wils-middelpunt te scheppen om van hieruit naar buiten te kunnen
werken. Het is letterlijk een verzamelen van het bloed in het
middelpunt, om van daaruit naar buiten te kunnen werken. Dat is min
of meer beeldend bedoeld. Bij de schaamte is het omgekeerde het
geval, wij blozen; het bloed stroomt van binnenuit naar de periferie.
Het schaamtegevoel laat toestanden zien waar wij datgene wat
zichtbaar is zouden willen uitwissen, waar wij ons ik zouden willen
uitwissen. De mens wil het ik zwakker maken zodat het voor het
uiterlijke niet meer waargenomen kan worden. De mens heeft daar iets
nodig om zichzelf te verliezen, om op te gaan in het heelal, in de
wereldziel of, zo men wil in de omgeving, zodat datgene wat wij ons
ik noemen niet naar buiten toe zichtbaar wordt. Hier hebben we te
maken met een polariteit die wijst op belangrijke toestanden waarin
het etherlichaam en het astraal lichaam kunnen verkeren. Dit zijn
twee gevallen waar de krachten van het astraal naar buiten toe
zichtbaar worden. Angst en schaamte drukken zich uit in lichamelijke
toestanden. Wanneer u dat bedenkt zult u begrijpen dat alle dingen
die zich in de ziel afspelen invloed kunnen hebben in de werkingen
van het organisme. Dat is de waarheid, zo leert ons de wetenschap van
de geheimen der ziel; er bestaat een samenhang, ook al dringt die in
eerste instantie niet door tot het bewustzijn van de mens.
Laten we nu het verschijnsel bekijken,
dat de abstracte gedachten in deze tijd de denkbaar kleinste werking
op het organisme hebben. Wat wij in de abstracte wetenschappen leren
heeft de denkbaar kleinste werking op het lichaam. Deze wetenschappen
gaan uit van het principe om datgene wat wij zien en waarnemen tot
verstandsbegrippen om te vormen. Deze wetenschap wil niet toegeven,
dat de mens innerlijke productieve wijsheid in zich heeft, dat de
ziel vanuit zichzelf iets van de wereld kan produceren. Wanneer zij
alleen maar uiterlijk waarneemt produceert de ziel niets. Zij stelt
totaal geen enkele innerlijke productiekracht tegenover de uiterlijke
indrukken. De wetenschapper wil bij het beoefenen van zijn vak niets
van zichzelf te weten komen. Wanneer wij bedenken hoe diep de
opvatting geworteld is dat de mens niets meer uit zichzelf kan
vinden, dan hebben we te maken met het uitgangspunt voor de doodse
werking van het weten dat alleen maar op het uiterlijke buiten ons
gericht is.
Hoe kan de mens nu genezen worden van
dit verschijnsel? Het geneesmiddel ontstaat doordat het innerlijke
wijsheid- en waarheidzoeken, de innerlijke productiviteit van de
geest, de uiterlijke wetenschap aanvult. Dat is te vinden in de ware
geesteswetenschap. Daar vindt u de bronnen waaruit de mens vanuit
zichzelf kan ontwikkelen wat zich achter de dingen bevindt. Alleen
door de uiterlijke waarneming worden de dingen verdrukt. Wie echter
ziet, en dat kan alleen de uiterlijke waarneming niet opnemen, wie
echter opneemt wat achter de dingen zich bevindt die schept voor
zichzelf het tegenwicht tot de uiterlijke waarneming, het tegenwicht
dat noodzakelijk is voor een volledig gezondmaking van ziel en
lichaam. Deze gezondmaking van de ziel kan niet door abstracte
theorieën en gedachten tot stand gebracht worden, die te gebrekkig
en te karig zijn. Daarentegen werkt datgene wat zich van de begrippen
tot een beeld omvormt. Hoe moeten we dat begrijpen? U kunt dit het
best begrijpen wanneer u denkt aan datgene wat men ontwikkeling
noemt. Daar hoort u: Er waren vroeger ooit eenvoudige levende wezens
die steeds gecompliceerder werden tot uiteindelijk de mens daar uit
evolueerde. Maar dit zijn ook weer alleen maar abstracte armzalige
begrippen. Hetzelfde vindt u in vele theosofische ontwikkelingsleren.
Daarin gaat men uit van de Logos en dan verder in uitsluitend
abstracte begrippen zoals differentiatie, evolutie en involutie enz.
Dit soort begrippen werken te zwak om gezondmakend te zijn voor ons
organisme. Sterk werkt echter datgene wat in de ziel leeft,
bijvoorbeeld wanneer men iets overdenkt, hoe men zich de ontwikkeling
van Duitsland als beeld of imaginatie voor de ziel heeft geplaatst.
Wij zullen hier eens zo’n beeld weergeven.
Wij zullen datgene wat de leerling
meegedeeld wordt tot een dialoog omvormen:
Kijk eens goed naar de plant en zet
daarnaast de mens en vergelijk beide eens met elkaar. Men mag hier
het hoofd niet met de bloem en de voet niet met de wortel
vergelijken. Dat heeft zelfs Darwin, de grote hervormer van de
natuurwetenschappen niet gedaan. Tegen de leerling wordt gezegd: De
wortel stemt overeen met het hoofd van de mens; de mens is een
omgekeerde plant. – De Geesteswetenschap heeft dat altijd al
gezegd. Wat de plant door de zonnestralen in kuisheid laat kussen,
zodat daardoor de nieuwe plant geboren kan worden, dat richt zich
omgekeerd bij de mens in schaamte naar het middelpunt van de aarde.
Het dier houdt het midden tussen beide. Het dier is de half
omgekeerde plant. Plato zegt in zijn samenvatting van datgene
wat er in plant, dier en mens leeft: de wereldziel is gekruisigd aan
het kruis van het wereldlichaam3.
– De wereldziel, die plant, dier en mens doordringt is aan het
wereldlichaam gekruisigd. Zo is door de geesteswetenschap het kruis
altijd uitgelegd. Nu werd tegen de leerling bij wie dit beeld
voorgedragen werd gezegd: Je ziet hoe de mens vanuit het doffe
bewustzijn van de plant zich via het dier heeft ontwikkeld tot het
punt waar hij het zelfbewustzijn heeft gevonden. In de slapende mens
hebben we iets wat dezelfde bestaanswaarde heeft als de plant. Door
het feit dat de mens de zuivere kuise plantenmaterie heeft
doortrokken met het begeertelichaam, is hij hoger gestegen in
ontwikkeling, maar in zekere zin ook verder afgedaald. Anders had hij
zijn hoge ik-bewustzijn niet kunnen krijgen; maar nu moet hij zijn
begeertes ook weer omvormen. In toekomstige tijden zal de mens een
voortplantingsorgaan hebben dat vrij is van begeerten zoals de
bloemkelk van een plant. – Zo werd de leerling gewezen op de tijd
waarin de mens zich zonder begeerten zal voortplanten.
Dat is in de Graalsscholen altijd als
beeld van de Heilige Graal weergegeven. Hier ziet u dat de
ontwikkeling niet door middel van gedachten gegeven wordt maar door
een beeld, een imaginatie. Zo kunnen wij alles wat alleen maar in
abstracte begrippen gegeven wordt omvormen tot beelden. Hiermee zou
men erg veel kunnen bereiken. Wanneer men dit belangrijke
ontwikkelingsideaal voor zich laat opstijgen tot aan de ontwikkeling
van de imaginatie van de Heilige Graal, dan heeft men niet alleen
voeding voor de oordeelskracht, dan richt zich niet alleen het
verstand erop, dan hecht zich het volle wezen van het gevoel aan zo’n
beeld. U huivert voor het grote wereldgeheim wanneer u de
ontwikkeling van de wereld in waarheid ziet en dergelijke beelden in
u opneemt; zulke beelden werken op een wetmatige manier harmoniserend
op het organisme. Abstracte gedachten hebben geen uitwerking, maar
deze beelden werken als heilzame gezond makende innerlijke
impulsen.Beelden zorgen voor gemoedsbewegingen en wanneer het ware
wereldbeelden, imaginaties zijn dan werken zij gezondmakend. Wanneer
de mens datgene wat hij buiten hem ziet omvormt tot deze beelden, dan
komt hij los van zijn innerlijk, dan wordt de storm in harmonie
geluwd. Dan overwint hij de “kracht die alle wezens bindt”, en
hij is verwant met alles wat hem tegemoet treedt. Hij stroomt naar
buiten, hij groeit door zijn gevoelens met de wereld samen. Het
innerlijke zelf wordt uitgebreid tot een geestuniversum. Op het
moment dat de mens geen mogelijkheid heeft deze innerlijke imaginatie
te vormen dan stroomt alle kracht naar binnen, de mens hecht zich
vast aan zijn ik. Dat is de geheimzinnige oorzaak van datgene wat bij
veel van onze tijdgenoten optreedt: De mensen hebben de oude vorm van
de religie verlaten en nu worden zij op zichzelf teruggewezen. Steeds
meer leven zij in hun innerlijk, steeds meer alleen maar met
zichzelf. Hoe minder de mens de mogelijkheid heeft in het algemene
wereldzijn op te gaan, des te meer voelt hij wat er in zijn organisme
gebeurt. Dat is de oorzaak voor verkeerde angstgevoelens en valse
ziektevoorstellingen.
Het beeld werkt van de ziel uit op het
organisme en een gezonde dispositie van het lichaam wordt door ware
beelden bewerkstelligd. Verkeerde beelden hebben ook een werking. Zij
doen datgene ontstaan wat ons als psychische stoornissen tegemoet
treedt, die zich later als lichamelijke stoornissen kunnen
manifesteren. Hier is de ware oorzaak die tenslotte leidt tot de waan
van ziekte. Degene die zich afsluit ten opzichte van de grote
samenhang van de wereld, die zal niet kunnen afwijzen wat hem
tegemoet treedt. Het is daarentegen onmogelijk dat hij die de grote
beelden bij zichzelf heeft ingeprent, zich door valse beelden laat
misleiden. Bij hem zal niet gebeuren, wat soms wel gebeurt, dat hij
de stroom van een inductieapparaat door zijn lichaam voelt stromen,
terwijl er helemaal geen stroom is.
Ieder beeld dat zich niet invoegt in de
wereldsamenhang, alles wat als eenzijdig alledaags beeld werkt is
tegelijk een beeld dat ziek maakt. Alleen doordat de mens steeds weer
vanuit het enkelvoudige opkijkt naar de grote geheimen van de wereld,
corrigeert hij wat gecorrigeerd moet worden. Datgene wat echt op de
ziel werkt kan een sterke kracht ontplooien. Wat in de loop van de
cultuurontwikkeling op een dergelijke wijze is voortgebracht, is iets
wat niet mag worden verwaarloosd. In deze tijd beperken wij ons tot
de gezondheidsinstincten. Laten we vanuit dit gezichtspunt de Griekse
tragedie eens bekijken. De oude Grieken wisten, dat de mens die naar
een tragedie zit te kijken, het lijden meebeleeft, erdoor gepakt,
gegrepen wordt; maar wanneer hij het theater verlaten heeft weet hij
dat de held de overwinning heeft behaald op het lijden, dat de mens
het lijden in de wereld kan overwinnen. Door de aanblik van het
lijden en de zege over het lijden wordt hij gezond. De blik naar
binnen richten maakt ziek. Datgene wat in het innerlijk leeft en
uiterlijk als beeld gezien wordt maakt gezond. Daarom zegt
Aristoteles dat de tragedie laat zien hoe de held een weg gaat
van lijden en angst, opdat de mens van lijden en angst genezen wordt.
Dat kan nog verbreed worden. De geesteswetenschapper kan u zeggen
waarom de oude volkeren de mens in sprookjes en sagen beelden
aandroegen voor de ziel. Men liet hem beelden zien van dingen,
waarvan hij in het innerlijk zijn blik zou moeten afwenden. Het
vloeien van bloed in de sprookjes is een gezond opvoedingsmiddel. Wie
zo de mythen beleeft zal hier veel in kunnen zien. Wanneer
bijvoorbeeld de mens uiterlijk in een beeld de haat ziet, wanneer hij
datgene wat hij zelf zou moeten afleren uiterlijk in beeld ziet, dat
werkt het zo dat hij er een overwinning op behaalt. Diepe, zeer diepe
wijsheid vinden we ook in de meest bloederige sprookjes. Onze
innerlijke harmonie wordt verstoord wanneer we alleen maar naar
binnen staren in onze ziel; de innerlijke harmonie wordt gezond
wanneer we de aandacht vestigen op het heelal, op de kosmos buiten
ons. Maar we moeten weten wat voor beelden noodzakelijk zijn: we
hebben bijvoorbeeld te maken met een hypochonder, een melancholieke
mens, die zich maar niet kan losmaken van bepaalde gebeurtenissen. Nu
wil men hem opmonteren, door vrolijke muziek of iets dergelijks.
Daardoor zorgen we er juist voor dat het tegendeel bereikt wordt,
ook al lijkt het op dat moment niet zo. Diep in zijn ziel vindt hij
dit armoedig en doods, ook wanneer hij dat zelf niet toegeeft. Voor
zo iemand zijn dramatische, ernstige beelden noodzakelijk, zelfs
wanneer die in eerste instantie een heftige uitwerking hebben.
Zo ziet u dat uit de geesteswetenschap
een heel eigen psychotherapie kan ontstaan. De waan van het ziek zijn
kan men niet geïsoleerd behandelen. Zij is het gevolg van onze
materialistische tijd, het gebrek aan productiviteit. Loze,
ongegronde angst, alle gevoelens die een uitdrukking zijn van het
gestoorde evenwicht van de ziel, in de melancholie enz., worden
verklaard door een dieper inzicht te ontwikkelen in de samenhangen.
Het zal nooit voorkomen dat iemand die inzicht heeft in deze
samenhangen niet los kan komen van zijn ik. Gewoonlijk is er in zulke
gevallen een of andere aanleiding aanwezig, maar die wordt
uitgebreid. Iemand stoot zich bijvoorbeeld met zijn knie tegen de
rand van de tafel. Mist hij de grote gedachten die hem helemaal
opeisen, dan kan hij niet loskomen van de pijn. Dan wordt de pijn
steeds heviger. De dokter wordt erbij gehaald en zegt dat er dit of
dat moet gebeuren. dan voelt hij opeens pijn in de andere knie. Dan
volgt de elleboog enzovoort totdat hij tenslotte zowel zijn benen als
zijn handen niet meer kan bewegen omdat hij zijn knie heeft gestoten.
Misschien zijn er dingen die de aandacht kunnen richten op een
bepaald punt, maar er zijn ook dingen aanwezig die de zaak kunnen
compenseren. De mens vindt in het steeds moeilijker wordende leven
allen compensatie, wanneer hij de geesteswetenschap op zich laat
inwerken. Dan zal hij gewapend zijn tegen de invloeden van onze
beschaving.
We kunnen echter ook uiterlijke
oorzaken vinden voor het gebrek aan productiviteit. De feiten spreken
duidelijk voor zichzelf. Kijkt u maar eens naar die dieren die in
onze cultuur in gevangenschap gezet zijn. Daar worden zij ziek,
terwijl zij buiten in hun vrijheid nooit ziek zouden worden. Dat is
een gevolg van het feit dat van alles wat uit de uiterlijke omgeving
afkomstig is sterke invloeden uitgaan op mens en dier. Het dier kan
geen tegenkracht ontwikkelen, want zijn ontwikkeling is voltooid. De
mens raakt door de vooruitgang van de cultuur ook in decadente
toestand, wanneer hij de uiterlijke invloeden niet tegemoet kan
treden door er een productieve kracht tegenover te zetten. Hij moet
door innerlijke activiteit de invloeden omvormen, metamorfoseren en
die kunnen dan zelfs voor een hogere ontwikkeling van de mens
gebruikt worden. De mens die een radicale materialistische theorie
uitwerkt, die de schepper is van zo’n theorie, die is gezond, want
hij schept vanuit zijn eigen innerlijk. Maar de aanhangers van deze
theorie worden eenzaam en doods, omdat er bij hen geen sprake meer is
van een eigen scheppende productieve kracht. Wanneer u
geesteswetenschappelijke boeken leest, heeft dat geen enkele waarde
wanneer u de inhoud ervan niet innerlijk naconstrueert. Dan is er
sprake van een innerlijk reproduceren. Wanneer dat niet gebeurt dan
mag men het geen studie van geesteswetenschappelijke boeken noemen.
Het komt erop aan de kracht te voelen die zich naar voren wil dringen
en de uiterlijke wereld in zich op te nemen, en dat men het evenwicht
vindt tussen de uiterlijke indrukken en de innerlijke productiviteit.
De mens moet zich bevrijden van de uiterlijke strijd van de wereld
zodat die wereld zich niet steeds sterker aan hem opdringt en hem
platdrukt. We moeten een tegenstoot plaatsen. De uiterlijke indruk
moet ook de tegenstoot van binnenuit ervaren. Dan komen we ervan los,
anders wijst hij ons steeds meer in ons innerlijk terug. Wanneer onze
aandacht steeds alleen maar op ons innerlijk gericht is ontstaat een
lijdensbeeld voor onze ziel. Wanneer we de vereffening van de
innerlijke kracht, die zich onophoudelijk verder opdringt, en de
uiterlijke kracht tot uitdrukking brengen, dan smelten we samen met
de uiterlijke wereld. We hebben op deze manier vandaag in diepere zin
de waan van het ziek zijn als tijdsverschijnsel leren kennen.
Het uitgangspunt van vandaag was: De
geesteswetenschap wil een geneesmiddel zijn, opdat de mens van
zichzelf loskomt en zo van iedere macht die ons bindt. Want iedere
kracht die ons bindt is een kracht die ons ziek maakt. Dit is de
enige manier om de diepere kern van de strofe uit het gedicht van
Goethe te leren begrijpen:
Denn alle Kraft dringt vorwärts in die
Weite,
Zu leben und zu wirken hier und dort;
Dagegen engt und hemmt von jeder Seite
Der Strom der Welt und reiβt uns mit
sich fort;
In diesem innern Sturm und äuβern
Streite
Vernimmt der Geist ein schwer
verstanden Wort:
Von der Gewalt, die alle Wesen bindet,
Befreit der Mensch sich, der sich
überwindet.
Want wij worden voortdurend door een
kracht gedreven
Te leven en te werken, dan eens hier en
dan weer daar.
Maar van buitenaf worden we voortdurend
beperkt of afgeremd door de stroom
Van gebeurtenissen die vanuit de wereld
op ons afkomt en ons meesleurt
In deze storm van binnen en strijd van
buiten.
Verneemt de geest in zijn innerlijk
iets wat moeilijk te begrijpen is:
Alleen de mens die zichzelf overwint
Kan zich bevrijden van de kracht die
alle wezens bindt.
Augustus 2004
Vertaling: J.
van Loon
1
<Die Geheimnisse> En Fragment, 1784
2
Heinrich Lahmann,; hij ontwikkelde een diëtistisch- fysikalische
genezingsmethode
3
Plato ,<Timaios>, hoofdstuk 8
terug naar inhoudsopgave
Geen opmerkingen:
Een reactie posten